Op naar plannen met toewijding – 1: Waarom projecten binnen scholen sneuvelen

Inleiding

Deze blog is onderdeel van een drieluik dat kijkt naar plannen binnen scholen, waarom deze vaak sneuvelen, welk proces je in kan zetten om plannen met succes op te zetten, en hoe organisaties deze plannen en processen kunnen borgen. 

In deze eerste blog maken we een probleemanalyse waarom plannen binnen onderwijsorganisaties nu vaak niet uitgevoerd worden en snel sneuvelen. We kijken naar een fictieve casus over maatwerk en trekken hieruit conclusies.

De casus: maatwerk

We kijken naar de school Eureka, een mavo, havo en vwo school met flexuren die in hun laatste strategisch beleidsplan de focus heeft gelegd op het bieden van maatwerk. In de visie van de school en op de schoolwebsite staat daarom de volgende passage: ‘Onze school biedt leerlingen maatwerk omdat elke leerling anders is.’ 

Deze visie heeft ook behoorlijk wat draagvlak, want ongeveer 75% van het team geeft aan achter deze visie van de school te staan. Ook leerlingen en hun ouders hebben voor deze school gekozen omdat het ‘maatwerk bieden’ de slogan was tijdens de open dag. 

Eureka heeft een sterk team van onderwijsprofessionals en het MT wil stimuleren dat initiatieven en plannen voor de school vanuit dit team komen. Het MT ziet uit voorbeelden van andere scholen dat bottom-up initiatieven betrokkenheid en eigenaarschap bij het team vergroten. 

We zoomen nu in op 4 docenten die werken op deze school: Felix, Niek en Debora, die bij de 75% van de docenten horen die achter deze visie staan en Doortje, die aangeeft dat ze niet achter ‘maatwerk bieden’ staat. 

Felix verstaat onder maatwerk het volgende:

“Maatwerk bieden betekent eigenlijk ondersteuning bieden als onderdeel van het bestaande curriculum. Dit betekent dat er voor docenten een belangrijke rol is weggelegd om aangepaste programma’s in de les te verzorgen.”

Niek verstaat onder maatwerk het volgende: 

“Maatwerk bieden betekent eigenlijk verdieping aanbieden naast het bestaande curriculum. Voor docenten betekent dit dat ze extra opdrachten maken voor leerlingen die hier zelf om vragen.”

Debora verstaat onder maatwerk het volgende:

“Maatwerk bieden betekent dat de school flexuren aanbiedt. Voor mij als docent betekent dit dat ik in flexuren antwoord moet kunnen geven op vragen van de leerlingen.”

Doortje, degene van de groep die tegen het idee van maatwerk bieden was, verstaat onder maatwerk het volgende:

“Maatwerk bieden betekent instructie op verschillende niveaus tijdens de les. Voor mij als docent betekent dit dat ik moet kunnen differentiëren wat heel lastig is en bovendien niet bewezen effectief.“

Felix en Niek bedenken plannen die aansluiten bij hun visie op het bieden van maatwerk. 

Zo wil Felix een project lanceren waar docenten gezamenlijk nadenken over welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben voor de bètavakken en wil hij met docenten en mentoren nadenken over de invulling hiervan. Echter, komen Niek, Debora en Doortje niet op zijn project af, immers sluit dit totaal niet aan bij hun idee van maatwerk en willen ze hier niet hun kostbare tijd in investeren. Doordat er uiteindelijk maar een paar collega’s op de sessie van Felix afkomen, krijgt Felix het gevoel dat de meeste van zijn collega’s eigenlijk helemaal niet zoveel met maatwerk willen doen. 

Niek organiseert een workshop waar collega’s leren om ‘maatwerk materiaal’ te ontwerpen voor leerlingen. In de workshop blijken de docenten het lastig te vinden om met elkaar in gesprek te gaan over wat maatwerk voor hen betekent. Er is veel onduidelijkheid en er is geen overeenstemming over wat goede maatwerkmaterialen zijn. Doordat het niet expliciet wordt gemaakt dat de verschillende deelnemers iets anders bedoelen met maatwerk levert de workshop uiteindelijk niets concreets op. Iedereen wilde wel en het klonk erg zinvol, maar toch gaat iedereen met een matig gevoel naar huis. 

Wat zien we gebeuren?

We zien dat er op Eureka, op het oog, veel draagvlak is voor het concept ‘maatwerk bieden’. Het MT stimuleert plannen vanuit het docententeam om zo hun expertise in te zetten en meer eigenaarschap te creëren. Dat meer eigenaarschap onder docenten zorgt voor een gezonde schoolorganisatie,  wordt ook ondersteund door verschillende boeken over leiderschap in de school zoals bijvoorbeeld ‘De school als werkplaats’. 

Echter, we zien dat er eigenlijk geen gedeelde taal over dit concept bestaat. Daarom schieten ideeën van verschillende individuen de lucht in, maar er is voor deze hele concrete plannen toch weinig draagvlak. Hierdoor worden deze plannen niet gesteund of blijkt in de uitvoering dat de verschillende individuen die meedoen in de uitvoering elkaar in de weg lopen doordat ze andere ideeën hebben bij het bieden van maatwerk. 

Deze processen leiden uiteindelijk tot een afname in draagvlak voor een concept wat heel mooi zou kunnen zijn. Ook wordt het eigenaarschap onder docenten op deze manier niet gestimuleerd, en zien we juist eerder frustratie ontstaan onder het team. 

Wat zien we in het onderwijsveld?

Zoals eerder gesteld is er veel literatuur te vinden over hoe bottom-up initiatieven in de school tot een effectievere schoolorganisatie leiden. We zien ook dat management teams ermee bezig zijn om dit bij hun team te stimuleren. Bijvoorbeeld door te werken met onderwijskundige teams die regelmatig spreken over de onderwijskwaliteit, van waaruit ideeën worden geïnitieerd om deze te verbeteren. De onderwijskundige visie wordt dan vaak als leidraad genomen van waaruit deze plannen zouden moeten ontstaan, of in ieder geval waar deze plannen bij zouden moeten aansluiten. 

Deze fictieve casus is een voorbeeld voor hoe op veel scholen draagvlak wordt gevonden vanuit de bestaande visie. Vrijwel elke school heeft tegenwoordig in haar missie/visie statement staan dat er maatwerk geboden wordt. Niet gek natuurlijk als de VO-raad1 en de SLO2 als landelijke organisaties ook steeds meer pilots en handreikingen opstellen over maatwerk. Of dit nu is op een school voor VSO waar alle niveaus worden aangeboden, of op een categoraal gymnasium, waar vrijwel alle leerlingen uit eenzelfde sociaal milieu komen. 

Er werken echter zoveel docenten op diezelfde school, met allemaal andere achtergronden en dus ook beelden en definities bij ‘maatwerk’, dat er vervolgens geen zelfde definitie wordt gehanteerd voor deze visie. Er lijkt dus draagvlak te zijn, maar dit komt voornamelijk doordat er gebruik wordt gemaakt van een containerbegrip

Trouwens, we hebben voor deze casus het begrip maatwerk gekozen, maar we zien ontzettend veel verschillende containerbegrippen, die aansluiten bij bekende onderwijskundige trends zoals ‘21e eeuwse vaardigheden’, ‘daltononderwijs’, ‘vakoverstijging’, ‘contextrijk leren’ of ‘formatief werken’. Hier zijn allemaal definities of beelden over die per docent (of andere professional) enorm kunnen verschillen. 

Conclusie

In deze blog hebben we gekeken naar de factoren die ervoor zorgen dat projecten binnen scholen vaak niet succesvol zijn. We hebben gezien dat een gebrek aan gedeelde taal een belangrijke factor is. Als er geen gedeelde taal is over wat maatwerk is, dan is het moeilijk om draagvlak te creëren voor projecten die maatwerk invoeren.

In de volgende blog van dit drieluik duiken we in literatuur over het samen creëren van succesvolle plannen (voor onderwijsinnovaties).

Noten

1 Zoals bijvoorbeeld te lezen op https://www.vo-raad.nl/onderwerpen/maatwerk

2 Zoals bijvoorbeeld te lezen op https://www.slo.nl/thema/meer/werk-maken-maatwerk/

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *